Als mensen aan mij vragen hoe het ook al weer zat met mijn directe familie, ben ik niet de beroerdste om het nog een keer uit te leggen. ‘Kijk: mijn vader is getrouwd met de zus van mijn oom; en mijn oom  is getrouwd met de zus van mijn vader.’ Dat met als resultaat dat mijn tantes en mijn moeders (achter) namen kruislings met elkaar verbonden zijn: Rie (van Maria) le Duc – van Koert en Jopie (van Johanna) van Koert – le Duc.
Ze zijn helaas alle vier niet meer onder ons, maar hun namen leven voort in de geschiedenis van familieclub Rohda.

Hier richt ik mij vooral op ome Wim en tante Riet. Allebei waren het niet of niet echt begenadigde korfballers, maar met een groot hart voor de vereniging en daar viel genoeg voor ze te doen waar zij en wij jarenlang plezier aan beleefMijn oom was vooral altijd bezig met het achtergrondgebeuren. Als de kantine of de (toen nog houten) korfbalpalen een lik verf nodig hadden, er iets getimmerd moest worden of de ballen moesten worden ingevet. Wat? Ballen invetten? Ja, jongens en meisjes, lang geleden speelden wij met korfballen van echt leder (!) waarop stiksels de balvlakken bij elkaar hielden. En die moesten dus regelmatig en vooral in de winter worden ingevet, zodat het leer niet scheurde of de stiksels loslieten met als gevolg dat de binnenbal  als een ballonnetje naar buiten piepte.
Ook zorgde hij samen met Dick van der Velde en Reina van Haastrecht dat er geluid uit de speakers kwam tijdens het Paastoernooi. Nog hoor ik zijn onvervalste Amsterdamse accent door de microfoon:
‘Dick, ken je me hore? 1,2,3,4, test test’.   

Mijn tante hield het bij het vermaken en begeleiden van de jeugd. Nou ja, er bij, wat heeft ze niet achter de schermen gedaan. Jarenlang lid van de adspirantencommissie, natuurlijk als leiding mee op diverse kampen, wandelend door de Amsterdamse binnenstad met het Zomer- en Winterfestijn, met ploegjes mee naar series bij o.a. Die Haghe en Bep, meelopen met de avondvierdaagse etc.
En daarom in 200? terecht in het zonnetje gezet en benoemd tot ere-lid.